Rasstandaard BARBET

Bron: barbetclub.com

 Standard FCI N°105 / 09. 05. 06 / F

BARBET

VERTALING: Brigitte Waller-Rengelink

OORSPRONG: Frankrijk

FCI STANDAARD, NR. 105

PUBLICATIEDATUM: 21.02.06

GEBRUIK:

Waterhond voor de jacht op waterwild. De Barbet is, zoals alle waterhonden, meer dan slechts een apporteur. Hij dient het wild dat zich in de waterbeplanting schuilhoudt te zoeken, vervolgens op te stoten en na het schot te apporteren. Ongevoelig als hij is voor kou, gaat hij onder alle weersomstandigheden te water.

CLASSIFICATIE F.C.I.:

Groep 8: Retrievers en Waterhonden Sectie 3: waterhonden met werktest.

BEKNOPTE GESCHIEDENIS:

Zeer oud ras, komt in heel Frankrijk voor, werd voor de jacht op waterwild gebruikt en is vanaf de 16e eeuw in diverse boeken en geschriften.

ALGEMEEN VERSCHIJNINGSBEELD:

Een licht gestrekte hond van gemiddelde grootte, een bijzonder kenmerk van het ras is de dikke, wollige beharing, die een doeltreffende bescherming biedt tegen kou en vocht. De vacht aan zijn kin vormt een baard (Frans: barbe), waaraan het ras zijn naam ontleent.

BELANGRIJKE VERHOUDINGEN:

Snuit iets korter dan de schedel. De lengte van het lichaam, gemeten van het voorste punt van het schoudergewricht tot aan achterste punt van het zitbeen, is iets meer dan de schofthoogte.

GEDRAG/KARAKTER (AARD):

Evenwichtig, zeer baasgericht, zeer sociaal, houdt van water, zelfs wanneer het water zeer koud is. HOOFD: Het haar op de schedel moet tot op de neusrug vallen. De baard is lang en dicht; de snor bedekt de gehele neusrug; de vacht is zeer dicht. Schedelgebied: Schedel: Gewelfd en breed Stop: Duidelijk.

GEZICHT:

Neusspiegel: Breed, met goed geopende neusgaten; zwart of kastanjebruin, afhankelijk van de vachtkleur. Voorsnuit: Goed vierkant. De neusrug is breed. Lippen: Dik, goed gepigmenteerd, volledig bedekt met lang haar. De rand van de lippen is zwart of kastanjebruin. Kaken/gebit: De kaken hebben een gelijke lengte. Schaargebit, krachtige tanden. Goed ontwikkelde en goed geplaatste snijtanden. Ogen: Rond, bij voorkeur donker kastanjebruin. De rand van het ooglid is zwart of kastanjebruin. Oren: Laag aangezet (op oog-hoogte of iets eronder), lang, vlak, breed, bedekt met lang haar, dat gekrulde strengen vormt. Als de oren naar voren gebracht worden reiken ze minstens 5 cm voorbij de neusspiegel (inclusief haar). HALS: Kort en krachtig. LICHAAM: Rug: Stevig, met een vaste bovenlijn. Lendenen: Gewelfd, kort en krachtig. Croupe: In silhouet rond, harmonisch overgaand naar de lendebelijning. Borst: Breed, goed ontwikkeld, diep, tot de ellebogen reikend; geronde maar geen tonvormige ribbenkast. STAART: Licht geheven, iets boven horizontaal gedragen als de hond in actie is, laag aangezet, aan het uiteinde een 'crochet' (lichte haak aan de staartpunt).

LEDEMATEN:

VOORHAND: Schouders: Schuin liggend. De hoek tussen schouderblad- en opperarm (scapulo-humeral) ligt tussen 110º en 115º. Opperarmbeen: Krachtig en gespierd. Onderbeen: Rechte krachtige botten, rechte stand, volledig bedekt met lang haar.
ACHTERHAND: Dij: Licht schuin, goed gespierd Spronggewricht: Laag, goed gehoekt Achtermiddenvoet: Recht.
VOETEN: Rond, breed, bedekt met haar.

GANGWERK/BEWEGING:

Soepel, schijnbaar moeiteloos gangwerk, de benen bewegen zich in één lijn met het lichaam. Gemiddeld uitgrijpend voor met goede stuwing van de achterhand. HUID: Relatief dik.

VACHT:

HAAR: Lang, wollig, gekruld; kan koorden vormen. De vacht is dicht en bedekt op natuurlijke wijze het gehele lichaam. Dit is een belangrijk kenmerk van het ras. De Barbet mag zodanig getoiletteerd worden dat dit zijn werk en onderhoud vergemakkelijkt.
KLEUR: Eenkleurig zwart, grijs, kastanjebruin, fauve of rossigbruin, zandkleurig, wit, of meer of minder bont. Alle schakeringen rossig bruin en zandkleur zijn toegestaan. De schakering dient bij voorkeur over het gehele lichaam hetzelfde te zijn.

GROOTTE:

Schofthoogte: Voor reuen: 58 cm tot 65 cm Voor teven: 53 cm tot 61 cm met een tolerantie van +/- 1 cm.

FOUTEN:

UITSLUITENDE FOUTEN: